2016
Midden op het achterterrein staat een grote notenboom. Voor Bernadette van den Eerenbeemt (1943) is die 'de koning van de tuin'. Zij werd in 1974 op slag verliefd op het woonhuis aan de Postelstraat 66 in Den Bosch. Op het huis en op de plek. "We hebben gewoon een kaart van de Bossche binnenstad gepakt en groen ingekleurd waar geen bebouwing was. Dit was het groenste stuk tussen de Markt en het station." André (1937) en Bernadette van den Eerenbeemt wonen in een huis waarvan de vier kinderen hopen dat hun ouders er nooit meer zullen weggaan. Een huis vol verborgen hoekjes en raadselachtige trapjes. En met vele geheimen. Niemand weet waarvoor de twee zware gietijzeren ringen hebben gediend die in de Middeleeuwen zijn ingemetseld in het gewelf van een van de kelders. Tot in de zestiende eeuw maakten het huis en een aantal naastliggende panden deel uit van het Bossche bezit van de abdij van Sint-Trudo. Het grootste deel van het pand is in zijn oorsprong uit die tijd. Tot 1903 vormden de Postelstraat 66 en 68 één woning. Rondingen in het metselwerk herinneren aan de verdwenen middeleeuwse traptoren. Achter een luik in een plafond op de begane grond is een ruimte waar een bed kan staan. Een ideale speelzolder voor kinderen, waar volgens verhalen tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduikers hebben gezeten. In een kelderruimte is met het roet van een kaars een hakenkruis aangebracht. Maar ook de naam van een Canadees, Johnny Melmick. "Het gekke is dat onze kelder vroeger bij het huis op nummer 68 heeft gehoord. Kijk, daar zit nog het onderste stuk van het trapje naar de buren. Op een zaterdag, lang geleden, kwamen hier twee heel bescheiden dames kijken. Wij hebben hier vroeger gewoond, zeiden ze. Wat bleek nou? Zij hadden tijdens de bevrijdingsdagen in 1944 in de kelder een gewonde Duitser verzorgd. Maar na de bevrijding had een van hen verkering gekregen met een Canadese militair. Dat was Johnny Melmick. Zij is met hem getrouwd en naar Canada geëmigreerd. Beide zusjes kwamen later zelf naar ons huis om de sporen terug te zien." Prettig gestoordDe Van den Eerenbeemts kochten het pand in 1974 van de gemeente, die het daarvóór aan allerlei instanties had verhuurd, onder andere als kantoor voor Het Brabants Orkest. "Wij wilden er gaan wonen en ons kantoor vestigen. Toen we hier kwamen kijken, was de tuin gewoon een oerwoud. Het groen groeide zelfs naar binnen. Het pand was uitgewoond, deurklinken waren verdwenen, alles lag in puin, het was een hoop rommel," aldus André van den Eerenbeemt. Mensen verklaarden André en Bernadette voor gek. "Ze zeiden: 'Je bent in een achterbuurt gaan wonen'. In het begin vroegen sommige bezoekers of we even mee wilden lopen naar de auto, ze durfden 's avonds niet alleen op straat. De restauratie van de Binnendieze moest nog beginnen. Er waren vele rommelige steegjes, middenstanders hadden in deze buurt hun opslagruimten, maar verwaarloosden die. In het begin zat er helemaal geen schot in, maar inmiddels is er heelveel gebeurd. We hebben pandje voor pandje zien opknappen en bewoond zien worden." Er was indertijd weinig belangstelling voor het huis aan de Postelstraat. Bernadette weet nog precies hoe het ging. "Jij, André, zei: `Het gaat omkeren. We moeten mi een huis kopen, want straks kunnen we het ons niet meer permitteren.'" André: "In de binnensteden van Amsterdam, Maastricht, Deventer kwam de belangstelling voor oude gerestaureerde woonhuizen eerder op gang. In Den Bosch waren ook wel plannen. De gemeente had in deze buurt een aantal panden, maar kon die bijna aan de straatstenen niet kwijt." Bernadette: "André is in de binnenstad opgegroeid. En ik hou van het vrije van de stad. Iedereen en alles door elkaar. In de stad zit je niet op elkaar te letten. Je mag er prettig gestoord zijn. Wij wilden dus per se wél een huis in de binnenstad. Maar je had er alleen krotten en paleizen. Een paleis was voor ons te groot, en een krot aanpakken vonden we eigenlijk veel te duur." André: "We hadden hier nooit kunnen wonen als we niet alles over de verschillende subsidieregelingen hadden geweten." | 17 |
De koning van de tuin, de notenboom, is gebleven, maar huis en erf hebben een metamorfose ondergaan. De scheve deuren hangen weer recht, de verwilderde rozen zijn verdwenen, de overwoekerde en verzakte veranda is opgeknapt. De tuin is een oase geworden. Aan de noordkant stroomt de Binnendieze. Boven de borstwering is licht doorlatend latwerk aangebracht tegen de inkijk. "Wij hebben eigenlijk een vrijstaand huis midden in de binnenstad", wijst André van den Eerenbeemt op het steegje aan de zuidzijde, en de Binnendieze aan de andere kant langs het huis. Half boven de Binnendieze is een uitbouw die vroeger als bijkeuken werd gebruikt. "De gemeente Den Bosch had bij de restauratie van de Binnendieze de uitbouw willen afbreken. Uiteindelijk is deze in goed overleg gerestaureerd." De smalle ruimte met een prachtig doorkijkje naar de Binnendieze wordt 's winters gebruikt als orangerie, en 's zomers als werkplaats. Alleen het voorhuis is aan weerszijden door buurpanden ingesloten. Van waar ooit de traptoren stond, leidt een steegje langs de twee achterhuizen naar de tuin.Alles in de grondverfDe Van den Eerenbeemts hebben bij het opknappen vooral oog gehad voor de structuur van het pand. André: "Die moest goed zijn. We hebben niet al te veel geld gestopt in het perfectioneren van ons huis. We hebben bijvoorbeeld alles in een mooie grondverf gelaten. Dat ried kleurenadviseur Wim van Hooff ons aan. Als we dat maar overal zouden doen. We hebben ook heel gewone deurknoppen." Bernadette: "Bij ons zie je overal eenzelfde soort eenvoud. We werken niet met kleedjes en tapijtjes. Ik vind dat je zo'n huis schoon moet kunnen végen." Het voorhuis en de verdiepingen van het eerste achterhuis zijn in gebruik als kantoor voor het eigen Buro van den Eerenbeemt voor tuin- en landschapsarchitectuur. In het tweede achterhuis is de tuinkamer, in gebruik als woonkamer. "Boven de tuinkamer is ons slaaphuis", laat Bernadette van den Eerenbeemt zien. Via een achter een boekenkast verborgen deur is de zolder van het slaaphuis bereikbaar vanuit het kantoor. "Ja, ook hier zou je onderduikers kunnen verstoppen. Het zit ingewikkeld in elkaar. Als mensen voor het eerst in ons huis komen, vragen ze zich voortdurend af in welk gedeelte ze zich eigenlijk bevinden."DrijfzandAls het moet hebben de Van den Eerenbeemts de beschikking over een eigen drinkwatervoorziening. André: "We hoorden dat in het huis oorspronkelijk een waterput had gezeten. We hadden een stagiair die enkele archeologiestudenten kende. Zij zijn in een van de kelders gaan graven, en vonden de put. Eronder zit een wel van zuiver water. Midden in het deksel zat een loden pijpje waardoor vroeger drinkwater omhoog werd gepompt." Mogelijk voorzag de put ook de bierbrouwer, die ooit op het perceel zat, van zuiver water. Bernadette: "Sjiek hè, een eigen waterput? De bodem is drijfzand. Als je erin valt, word je naar beneden gezogen. Dat is een angstdroom van me. Het is een ideale plek om de perfecte moord te plegen!" De laatste restauratie was in de jaren 1997/ 1998. In de werkkamer van Bernadette, boven het eerste achterhuis, zou een tussenmuurtje verdwijnen. "Achter het stucwerk bleek een balkkop helemaal vermolmd. En op zeven andere plaatsen in huis waren de grote balken ook rot. De bonte knaagkever had er in gezeten. We werden er onverwachts mee geconfronteerd. We hebben er slapeloze nachten van gehad. In ons hoofd knaagde het maar door." Uiteindelijk hebben de Van den Eerenbeemts de middeleeuwse balken kunnen redden door ze met kunststof te verstevigen.Een van de mooiste momenten in een kwart eeuw Postelstraat 66: "Toen begin 2000 koningin Beatrix met het Belgische koningspaar Den Bosch bezocht en een tochtje over de Binnendieze maakte, kwam zij ook onderlangs ons huis gevaren. `Wóónt u hier?' riep ze vanuit de boot heel verbaasd naar boven, toen ze ons zag staan. Ja, wij wónen hier!" | 18 |
Het pand Postelstraat 66, genaamd ‘de Meelbaal’ of ‘in Londen’ ligt daar waar de Postelstraat en de Snellestraat samenkomen. Het pand kent een zeer rijke bouw-geschiedenis. Op dit en de aangrenzende percelen zijn zelfs bebouwingsrestanten aangetroffen die teruggaan tot de 13e of 14e eeuw toen het terrein in het bezit was van de abdij van Sint Truiden. Het huidige pand kent zijn oorsprong in de tweede helft van de 15e eeuw (omstreeks 1470). Later is het rechter buurpand toegevoegd welke mogelijk diende als koetshuis. Beide panden zijn in 1840 definitief gesplitst maar thans nog wel gevat achter één voorgevel. In het huis zijn nog samengestelde balklagen met gotische sleutelstukken uit de 15e eeuw bewaard gebleven. Naast de laatmiddeleeuwse elementen is een rijk interieur uit de 19e en begin 20e eeuw te bewonderen. In het woonhuis is een bed & breakfast gevestigd. | 15 |
1908 | Bureau Hoofdadministratie 2e Regiment Infanterie - A.M.H.C. Vosmaer (kapitein kwartiermeester) |
1910 | Bureau hoofdadministratie 2e Regt. Infant. - A.M.H.C. Vosmaer (kapitein kwartiermeester) |
1928 | L.J.J. Lobach |
1943 | J.J.A.M. Cornelisse (leeraar M.O. lich. oef.) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 81